Kijk als motorcrosser in eigen boezem en leer van je onhebbelijkheden.
Als je sporten begint te vergelijken dan vallen er wat dingen op. Er bestaan gewoon heel erg rare sporten waarvan het bestaansrecht zou kunnen betwist worden. Zo heb ik nooit het nut begrepen van een sport zoals snelwandelen. Geen enkele andere menselijke beweging is zo onnatuurlijk als snelwandelen. En wat doet deze sport met je heupen?
En wanneer wordt wandelen lopen? En wat gedacht van onderwaterhockey? Wie komt eigenlijk op het idee? Is die puck per ongeluk in de vijver belandt en zijn die spelers – gezegend met een overdosis competitiegeest – dan maar samen in de vijver gedoken en blijver verder spelen? Het zijn allemaal vragen waar ik het antwoord niet van ken. Nu is er wel een sport waar ik denk iets van af te weten en die in de ogen van een buitenstaander ook best “raar” kan overkomen. Motorcross !!!
Hoe verklaar je anders het feit dat een motorcrosser vijf dagen poetst en sleutelt aan een motor om die na één luttel trainingsrondje weer in de toestand van voor die vijf dagen te brengen? Eén rondje en die motor is weer even vuil als de week voordien. Motorcross is zo al een extreme sport maar al dat werk aan de motor is echt voor rare jongens. Het is wel een schitterend marketingmodel voor fabrikanten van reinigingsproducten.
Motorcrossers crashen aan de lopende band en dat kost geld, heel erg veel geld. Een verbogen stuur kost 130€, een afgebroken koppelingshendel kost 50€. Bovendien is het shirt gescheurd (60€), zit er een jaap in je linkerhandschoen (55€) en zijn er twee gespen van je linkerlaars afgerukt. Deze zijn niet meer verkrijgbaar dus dat wordt een ritje naar de crosswinkel voor een paar fonkelnieuwe Alpinestars van 350€.
Piloten testen graag hun crossmotor. Dat vertellen ze toch aan de buitenwereld. De waarheid is dat ze enorm graag op een crosser rijden en elke wijziging aan de motor aanwenden om een testritje in de straat te doen. IJdel als ze zijn trekken ze een wheelie om hun kunnen te tonen en zo de nieuwe Dunlop achterband al na 500 meter tarmac naar de haaien te helpen. Bovendien mislukt de wheelie waardoor een tweede rit naar de crosswinkel moet worden aangewend voor een nieuw achterspatbord. De gescheurde kleren maken deze keer niet uit, je was gekleed in een oude sweater en jeans waarvan de kosten al drie jaar eerder waren afgeschreven. Je elleboog en knie kunnen wat ontsmettingsmiddel gebruiken maar gelukkig is dit niet al te duur bij de apotheek. En er is geen pijn te verbijten want crossers hebben nooit pijn!
Motorcross is de enige sport waarbij piloten in kniehoge fluoriserende laarzen kunnen paraderen zonder verward te worden als deelnemer aan een gay-parade. Heren crossers: profiteer ervan want dit wordt in geen enkele andere sport toegestaan.
Motorcrossers zijn allemaal industriële ingenieurs. En zo gedragen ze zich ook! Geen enkele piloot geeft zijn technische geheimen prijs aan de concurrent, ook niet als blijkt dat deze geheimen al jaren verkeerd uitdraaien. Ik ken er die van de ene vastloper naar de andere crossen en halsstarrig blijven vasthouden aan hun gewoontes. Blijven volhouden jongens: Wiseco, Wössner, Mahle en Vertex varen er wel bij.
Omdat motorcrossers veel vallen breken ze ook veel botten. Deze ruwe sport is het basisinkomen van spoeddiensten en orthopedische chirurgen. De knokendokters stappen elk jaar met een cynische grijns een BMW-agentschap binnen en komen buiten met een ondertekende bestelbon voor een fonkelnieuwe X6. En in de handtas van mevrouw zit een bestelbon voor een nieuwe Mini Cooper. Intussen staat uw oude Ford Transit verder weg te roesten op de betaalparking van het ziekenhuis.
Motorcrossers vertellen graag over hun heldendaden. En dat is maar goed ook want zo kunnen buitenstaanders de prestaties naar waarde schatten en de juiste vergelijkingen maken. Zijn Herlings, Cairoli en Gajser echt zoveel sneller dan jou? Zeker weten beste heren want die jongens rijden echt twee keer zo hard. Ze worden ook betaald om ongekende risico’s te nemen. En nee, jij riskeert echt niet je vel terwijl je nog geld toesteekt om überhaupt te kunnen crossen.
De kleerkasten van jullie motorcrossers zitten echt sjokvol en er mag niks van worden weg gegooid. Al die oude shirts en broeken zijn tot op de draad versleten maar moeder de vrouw moet er zelfs niet aan denken om die lompen weg te doen want dan zwaait er wat. Integendeel: tijdens de opendeurdagen van uw lokale crosswinkel koop je nog wat oude shirts bij want die zijn nergens meer te vinden. Uw huis heeft sinds enkele jaren een extra kamer nodig voor je oude crossspullen en daar ligt echt niemand wakker van behalve uw vrouw.
Jullie piloten houden vast aan tradities en willen nooit een ander rugnummer. Wanneer zijn die heldendaden en unieke prestaties in het verleden opgetekend dat je nu – dertig jaar later – nog altijd met dat ene nummer wil rijden? Iedereen is intussen vergeten dat je toen vijftiende eindigde in het Belgisch kampioenschap bij de juniors 125cc en wie kan het wat schelen? Volgend jaar rij ik met nummer 17, dat is al jaren zo omdat het destijds de enige nummers waren die ik nog in de koffer van de auto had liggen toen ik eens meedeed aan een mekaniekerscross. Ik ben toen twee keer voorlaatste geworden. Deze straffe prestatie verdient voor de rest van mijn leven het nummer 17 en daarmee basta!!
View Comments (2)
Een fijn, juist en mooi verhaal, men zou eens wat meer moeten stilstaan bij deze juistheden, een crosser of enduro rijder is inderdaad geen gek of onrust verstoorder, maar iemand die niet zo snel opgeeft, en daarbij nog zorgt voor de economie, ook wat hij in beweging brengt bij fans en familie, een hele organisatie.
Herkenbaar verhaal. Mooi geschreven.