In de loop van het seizoen 1961 waren er minimale wijzigen aan de motor. Buiten de voorvork wijzigde er nagenoeg niks aan de motor en bleef dus zoals de fabriek van Monark hem had vervaardigd. De Lito-fabriek was een veel kleiner bedrijf waardoor de ontwikkeling van de motor trager verliep dan bij Monark.
In verhouding tot Monark was Lito maar een kleine werkplaats in plaats van een fabriek. Hoe dan ook, voor mij was de fiets perfect op mijn lijf geschreven. Alles paste perfect en ik voelde me heel comfortabel op de motor. In de vijf jaren dat ik met deze motor reed was er niks beter te vinden bij de andere fabrikanten dus bleef ik ermee rijden. Ik ontving zelfs een productie-Lito en ondanks dat het een hele goede motor was bleef ik de Monark/lito beter vinden.
Sten Lundin in België.
De meest memorabele wedstrijd met deze machine was in 1961 tijdens de Grand-Prix van België op de Citadel van Namur. Ik was als derde of vierde gestart en werkte me naar voren tot de leidersplaats. Na een paar ronden begaf de riem het die de benzinetank met het frame verbond. De tank werd nu nog alleen op zijn plaats gehouden door de benzineleiding naar de carburator. In die tijd bestonden de GP’s uit een finale reeks van één uur wedstrijd dus moest je je krachten goed zien te doseren. Ik besefte dat ik plots zonder tank zou komen te zitten maar besloot om door te rijden tot de benzinetank van de motor zou vallen.
Ik probeerde een zo groot mogelijke voorsprong op te bouwen voor als de tank eraf zou vliegen. Tussendoor probeerde ik de tank met mijn knieën onder te houden maar indien de tank van de motor zou vliegen dan was mijn GP sowieso verloren. Wonder boven wonder bleef de tank zitten en won ik de race. Ik had zelfs iedereen gedubbeld tot en met de derde plaats (Jeff Smith). Na de wedstrijd stapte er een kleine Belgische jongen op me af van ongeveer twaalf jaar oud. In zijn handen hield hij de riem die ik verloor in het begin van de wedstrijd. De jongen vond de riem ergens in de bossen rond de Citadel en overhandigde het kleinood terug aan mij. Ik smeet het kleinood in de koffer van mijn auto en zo bleef de riem in mijn bezit en kwam hij terug in mijn garage terecht. De riem is blijven liggen tot aan de restauratie van de motor en toen is diezelfde riem gebruikt om de tank op het frame te bevestigen.
Tijdens de seizoenen 1960 en 1961 was Bill Nilsson mijn voornaamste concurrent. Wij hadden in die periode pittige gevechten op de crossomlopen. In 1961 was mijn motor echt super en alles draaide prima uit voor mij. Echter, wanneer het misloopt, zoals in 1962, loopt het ook echt mis. Ondanks een goede motor liepen er dingen mis zoals een rijder die net voor je tegen de vlakte gaat en veel gelijkaardige dingen.
Vroeger keken wij op naar piloten zoals Auguste Mingels en Victor Leloup maar toen zij op leeftijd raakten en over hun topperiode zaten waren zij trager en wij een stuk sneller als jonge piloten. Leslie Archer was een steengoede crosser met een zeer vloeiende stijl maar ook hij was wat ouder en dus trager. Toen ik op het toppunt van mijn kunnen was waren mijn voornaamste belagers Bill Nilsson en de Belg René Baeten. René Baeten won het wereldkampioenschap 500cc in 1958 op de fabrieks FN. Wij met ons drieën hadden vele zware gevechten op onze weg naar de eeuwige roem. Er waren nog andere rijders zoals John Draper en Jeff Smith maar Bill, René en ik waren de toppiloten van die tijd. Alle toprijders hadden in die dagen allemaal fabrieksfietsen.
Tijdens het seizoen van 1961 won ik in totaal 6 GP’s en werd wereldkampioen. Ik gebruikte dezelfde motor tot en met 1964. Maar weinig dingen wijzigden in die periode. De motor bleef nagenoeg dezelfde en het was net in die periode dat de eerste tweetakten eraan kwamen. In 1965 schakelde ik over op een Metisse en twee jaar later waren de tweetakten sterker geworden dan de viertakten.
De Monark/Lito stond nadien jaren stof te vergaren in mijn garage. Intussen had ik de achterbrug en de voorvork verkocht aan vrienden die de de onderdelen konden gebruiken voor een nieuw project. Het was al eind de jaren negentig toen mijn zoon Kenneth in de garage was en plots de benzinetank van de Lito in zijn handen had. “Waarom steek je de motor niet terug in mekaar?” zei hij. Het leek me een goed idee en ik zocht alle onderdelen bij elkaar en nam ook terug contact op met de jongens waaraan ik de achterbrug en voorvork verkocht. Ik was verrast door het feit dat beide heren de onderdelen nog in bezit hadden en ze nooit voor hun project hadden gebruikt. Ze waren nog in exact dezelfde conditie als 35 jaar geleden. De swingarm was heel erg speciaal, ze was vervaardig van een conische buis gemaakt van chroom-molybdeem. De samenstelling van de crossmotor nam drie jaar van mijn vrije tijd in beslag. Ik had ook nog de originele tankstickers in mijn bezit en wist de exacte kleur te mengen voor het spuitwerk. Uiteindelijk raakte de crossmachine klaar en was hij in precies dezelfde conditie als in 1961.
Bron: mxworksbike.com
Foto’s: mxworksbike.com