Published On: 20/03/2019

Mijn vader liep met een verontrustende tred langs de gevel van het huis. Hij bleef staan aan een rij brommers die tegen de muur stonden te wachten op een beter leven. De Boule Nationale tussen zijn lippen mikte hij met een flukse boog over de meidoornhaag en nagenoeg tegelijkertijd brulde hij mijn voornaam. Ik zat ik de kruipkelder te zoeken naar onderdelen voor een brommer en repte me naar mijn vader gezien de onheilspellende klankkleur van zijn stem.

Ons huis was gebouwd in een typische jaren ’60 stijl en was voorzien van een flinke kruipkelder. Die had ik nagenoeg compleet voor mij alleen gezien mijn hobby. De kelder stak vol met kapot gereden wielen, frames en motorblokjes. Ik had vader al eerder horen vloeken dat hij er schoon genoeg van had maar nu bleek het plots bittere ernst. Hij stond aan de gevel mijn brommers te aanschouwen. Er stonden twee Flandria’s, twee Royal Nords, een Vespa en een Batavus. Mijn vader, nochtans een groot motorcrossliefhebber kon de ellende niet meer aanzien en wou die krengen weg. “Niemand kan hier nog passeren, geen enkele brommer werkt nog en je blijft maar alles kapot rijden” brieste hij.

Ik kon hem geen ongelijk geven, van alles wat er tegen de muur stond was niks nog bruikbaar. Van de twee Flandria’s was er eentje zwaar beschadigd geraakt tijdens een wheelie. Het voorwiel viel uit de vork op een ambetant moment waardoor de brommer met de vorkpoten in de tarmac stuiterde en het frame met een harde klap naar de eeuwige jachtvelden werd gezonden. Zelf kwam ik buiten twee geschaafde handpalmen redelijk goed uit de crash maar van die Flandria kon ik alleen het blokje recupereren. De twee Royal Nords liepen nog wel maar beide versnellingsbakken waren in de soep gedraaid. De Batavus type “Gogo” had geen compressie meer, de cilinder en zuiger waren zwaar beschadigd. En de Vespa was een project dat ik kocht voor 100 frank maar nooit aan de praat heb gekregen.

Flandria

Vader begreep mijn uitleg maar verzocht om de hele handel naar “het oud ijzer” te brengen, hij vond dit niet meer kunnen. Ergens had hij gelijk, ik bleef de brommers in een snel tempo aan flarden rijden waardoor het eigenlijk meer leek op een schroothoop dan een collectie brommers. Mijn moeder was erbij komen staan. Wellicht wou hem ondersteunen en me overhalen om alles op te ruimen. Ze had al een aantal keren laten vallen dat ze nauwelijks durfde kijken als ik tegenover ons huis in het veld aan het crossen was. Van haar moest ik ook geen steun verwachten.

Oud ijzer

Een aantal weken gingen voorbij en mijn stille wens was dat het “zou koelen zonder blazen” maar dat bleek ijdele hoop. Mijn vader was op een zaterdagochtend in de weer met mijn “voertuigenpark” en duwde ze één voor één naar een grasperkje naast het tuinhuis. Er stopte een vrachtwagen voor het huis en de schrik sloeg me om het hart want ik dacht dat die de brommers kwam laden. Het was echter een bedrijf in bouwmaterialen en de vrachtwagen was geladen met kiezel. Daarom moesten de brommers dus van plaats veranderen. Er moest een nieuw laagje kiezel over de het paadje waar mijn brommers stonden. De levering kiezel bracht het thema weer ter sprake. Aan het middagmaal sprak vader me aan dat hij die brommers echt beu was. Ik repliceerde dat ik wou kunnen crossen. “Met die schroothoop kan je niet crossen, doe alles weg en dan zien we wel” zei hij.

Batavus Gogo

Dan zien we wel? Wat bedoelde hij daarmee? Enkele dagen later was hij in de weer met een kruiwagen en liep heen en weer naar de kruipkelder. De kruipkelder moest leeg gemaakt worden want hij moest aan een buis van de verwarming kunnen. Dat was nu onmogelijk want mijn onderdelen lagen danig in de weg. Zonder veel te zeggen ben ik aan het werk gegaan en heb alles wat niet bruikbaar was naar het “oud ijzer” gebracht. Containerparken bestonden nog niet maar in de straat was er een metaalverwerkend bedrijf en daar mocht ik mijn afgedankt materiaal achterlaten. Ik vond het nodig om selectief te werk te gaan, de bruikbare dingen werden niet weggegooid en kregen een plekje ver uit het zicht van pa.

Naar de meisjes

Mijn ouders leken tevreden met de opruimactie want alles was weer peis en vree. Een paar weken later kreeg mijn vader een tip van zijn broer. Er zou een motor te koop staan ergens langs de weg in het oosten van de provincie Limburg. Op een zaterdagnamiddag mocht ik mee gaan kijken naar de motor maar hij ontweek mijn vraag over wat we te zien gingen krijgen. Vader stopte aan een op het eerste zicht gewoon huis maar toen we korter bij kwamen bleken het een huis van lichte zeden. “Ben je zeker dat we hier moeten zijn” gniffelde ik. Het huisnummer klopt toch zei vader en dus werd er aangebeld. “We komen naar de moto kijken” zei hij aan de man die opendeed. “Hij staat klaar en kom maar binnen want de meisjes zijn nog niet aan het werk” zei hij stoïcijns.

Op de binnenkoer stond een Yamaha YZ125 te blinken. Het was een model van 1977, met monoshock en een witte plastic tank. De aanblik deed onmiddellijk mijn hartslag de hoogte in gaan. Zou dit nu mijn nieuwe aanwinst worden? Zou ik na al die brommertjes eindelijk op een echte crossmotor gaan rijden? Tegelijk sloeg de schrik om het hart want ik had nog nooit op een echte crosser gereden. De power van zo een 125cc was nog wel wat anders dan die van een 50cctje uit Zedelgem.

Mijn vader sloeg in een kramp toen de eigenaar aanbood om de Yamaha te testen. Hij wist dat dit geen goed idee zou zijn. De man besloot dan maar om zelf even heen en weer te rijden in de achterliggende weide. Hij kickte de YZ met één welgemikte stamp aan de praat en stoof met een flinke vaart het weiland in. Echter stak er een scheef stuk beton net voor de ingang van de weide uit de grond. Het was nat en door zoveel gas te geven schoof het achterwiel weg en lag hij na tien meter op de grond. Intussen was zijn zoon erbij komen staan en vertelde fijntjes dat hij het eens zou laten zien hoe het moest. Hij zwaaide zijn been over de motor en stoof even gezwind naar het weiland toe. En ……  schoof hij net als zijn vader onderuit op de bewuste betonplaat.

Genoeg getest voor vandaag vonden beide heren. De mannen boden nog aan om een nieuw stuur te monteren als we geïnteresseerd waren. “Is goed” zei mijn vader, “hij is verkocht. Ik kom hem van de week ophalen met de vrachtwagen”. Een voorschot werd betaald en wij reden weer terug naar huis. Onderweg kon ik mijn enthousiasme nauwelijks verbergen. Ik toonde mijn dankbaarheid door wilde plannen te verkondigen met deze Yamaha. Vader – nuchter als altijd – repliceerde dat ik eerst maar eens moest leren snel te gaan zonder te crashen. Enfin, het ging nu eindelijk gebeuren en ik zou er voor zorgen dat de motor alle zorgen zou krijgen die hij verdiende.

De dag erna kocht ik een potje zwarte verf. Had ik dat toch al klaar staan voor als de motor zou komen. Ik had gezien dat er hier en daar wat verfwerken nodig waren aan het frame en ik moest mijn goede bedoelingen laten zien aan mijn ouders. Onderweg zei pa dat zulke cadeaus niet elke dag de revue passeren dus moest ik die Yamaha maar eens flink in de watten leggen. Een groter cadeau konden ze mij alvast niet geven. Het opruimen van al mijn oude brommers en de aankoop van de YZ125 was een hele ommezwaai voor mij. En dat was het zeker in het kader van wat er vier jaar eerder was gebeurd.

Sparta Tour uit 1966

De Kleine

Ik was elf jaar toen de honger naar een brommer onhoudbaar werd. Mijn grootvader had een oude Sparta staan. Het ding stond al een tijdje stil en op mijn vraag of ik hem mocht hebben antwoordde hij positief. Het 50cc blokje liep overigens niet meer. Maar mijn ouders zagen een pak onheil in de Sparta met Sachs motor en dus mocht het ding niet mee naar huis. Ons wekelijks bezoek aan grootvader stond vanaf dan in het teken van de Sparta. De 50cc bleef telkens een voorwerp voor discussies maar mijn ouders waren niet te vermurwen. De dreiging om het brommertje met een dikke hamer kort en klein te slaan was erg duidelijke taal van mijn vader. Ik wist dat hij dat niet meende en bleef volharden.

De weken gingen voorbij en werden ondertussen maanden maar ik bleef wekelijks rond die Sparta draaien. Grootvader deed al zijn leven lang de verplaatsingen met de brommer. Zijn nieuwste aanwinst was een blauwe Honda Camino en daarom mocht de Sparta dus weg. Uiteindelijk kreeg ik wat bijval want mijn grootvader repliceerde dat ik de brommer gerust mocht meepakken. Hij zei tegen mijn moeder dat “de kleine het ding toch nooit aan de praat zou krijgen”. En zo verkaste die dekselse Sparta Tour uit 1966 toch nog naar andere oorden.

De brommer werd op een zaterdagnamiddag gebracht in de koffer van de Volkswagen Passat stationwagen van mijn tante. Het voorwiel was gedemonteerd en dat was dus mijn eerste werk. Dat wiel stond er snel weer in en in een onbewaakt moment duwde ik mijn aanwinst naar een vriend in de straat. Hem had ik al ingelicht over de komst van de brommer en hij stond paraat om me te helpen. Beiden hadden we nog weinig kaas gegeten van brommertechniek maar we waren snelle leerlingen.

Zegge en schrijven 25 minuten nadat de Sparta uit de koffer van de Passat werd gehaald reed ik fier als een pauw voorbij het ouderlijk huis. Iedereen stoof naar buiten om te zien hoe we dat hadden klaar gekregen. “Simpel” zei ik, “een nieuwe bougie en verse benzine en hij bolde”. Vader vroeg of ik het juiste type erin had gezet. De nummer van de Champion had ik voordien al overgeschreven toen de brommer nog bij opa stond. “Het is naar de kloten” schuddebolde vader naar mijn moeder.

Vanaf dat moment was mijn favoriete tijdverdrijf om zo hard mogelijk te gaan met de Sparta. Ik reed altijd in het veld en had nauwelijks interesse om op tarmac te rijden. Crossen zou ik en geen mens kon me tegenhouden. Dat zou de techniek wel doen want de Sparta was geen lang leven beschoren. Binnen de kortste keren was het ding naar de haaien gereden, het ding was niet gemaakt om te crossen. Zowel het frame als de motor waren niet opgewassen tegen mijn kunstjes. En na de Sparta zouden er nog vele 50cctjes volgen om ze vervolgens allemaal vakkundig te onderwerpen aan een “versneld verouderingsproces”.

Terug naar de Yamaha YZ nu. Mijn eerste ritjes op de crossmotor waren erg behoudsgezind. Moeder die met de schrik om het lijf zat zei me dat ik niet te wild moest rijden want ik zou “de poten breken”. Feit is dat die eerste dagen op de Yamaha zo spannend waren dat ik niet ben komen opdagen op een eerste date met mijn lief. Dat werd me alvast niet in dank afgenomen. Mijn excuses werden niet aanvaard, afspraak is afspraak! Nadat ik wat “motocross skills” had opgedaan kon ik vrij aardig om met de monoshock Japanner. Het zou echter niet lang duren of ook de Yamaha begon mankementen te vertonen. Het was telkens een stressmoment voor mij om mijn vader te moeten vertellen dat de zesbak weer kapot was. In die tijd moesten we telkens naar de firma Wollants in Herselt om het blokje te laten herstellen.

Bovendien scheurde het frame “terwijl je er naast stond”. De vroege monogeveerde Yam’s waren nog niet perfect. De krachten die de monoveer op het frame uitoefende waren zo groot dat er regelmatig breuken hersteld moesten worden. Na een paar jaren “raggen” was de YZ helemaal afgeleefd maar mijn liefde voor de cross kreeg een definitieve boost. De sport zou me nooit meer los laten. De Yamaha YZ125 was mijn eerste kennismaking met een echte crossmotor en er zouden er nog “een paar” volgen.