Published On: 05/09/2025

Vorig jaar maakte ik al een beknopt verslag voor MXVintage over de internationale motorcross, die vele jaren lang op Pinksterzondag in Stekene werd gereden. Nu krijg ik de gelegenheid om uitgebreider terug te blikken. Helaas is de motorcross in Stekene, net zoals zovele andere wedstrijden in België teloorgegaan, om redenen die ons allemaal welbekend zijn, en waar ik hier liever niet verder op inga. De meeste iets oudere liefhebbers onder ons kennen de oorzaken wel.

Onlangs bezocht ik opnieuw Orp-le-Grand, waar de sfeer van weleer in al haar glorie terug tot leven kwam. Ook het krachtige geluid van de 500cc tweetaktmotoren bracht een golf van nostalgie teweeg. Voor mij betekende het ook een persoonlijke herinnering aan de Internationale Motorcross der Gelaagputten. Als zoon van medeoprichter en medeorganisator Pierre Troch is dat telkens een extra emotioneel moment. Te weten dat de eerste echte wedstrijd in 1950 tot stand kwam en mijn vader toen nog maar 25 jaar oud was… Zijn twee ‘compagnons de route’, Edmond De Block en Jozef Vercauteren, waren enkele jaren ouder.

Sfeerbeeld krantenfoto Gelaagputten – 1952

Ik ben als kind opgegroeid met motorcross. De befaamde Gelaagputten lagen op slechts enkele honderden meters van mijn ouderlijk huis. Maanden voor Pinksteren zag ik mijn vader al druk bezig met de administratieve voorbereidingen — en dat terwijl hij voltijds werkte als onderwijzer. Dat verdient respect.

Als klein jongetje ging ik begin jaren zeventig al mee naar de Gelaagputten om de mannen van A.M.S. Stekene bezig te zien met het uitzetten van het parcours. Ik vond het toen al geweldig. Ontelbare keren reed ik het hele parcours rond op mijn minifiets. Af en toe moest de voorvork eraan geloven wanneer ik iets te enthousiast landde na de springbergjes. Zelf crosser worden? Nee, dat was uitgesloten. Mijn vader was daar resoluut tegen.

Nu ik zelf de middelbare leeftijd heb bereikt, begrijp ik zijn bezorgdheid beter. Enerzijds was er de herinnering aan het dodelijk ongeval van René Baeten in 1960 te Stekene, en ook aan de val van Roger De Coster in 1967, die er ernstig aan toe was. Anderzijds was mijn vader simpelweg niet het type dat elk weekend met één van zijn zonen het hele land doorkruiste voor wedstrijden te laten rijden.

Maar motorcross organiseren? Dat was helemaal zijn ding. Administratief sterk, en over de jaren heen bouwde hij een indrukwekkend netwerk uit: met piloten van weleer, de BMB, sponsors, brandweer, politie, het Rode Kruis, de gemeente, het provinciebestuur… noem maar op.

Een motorcrossparcours veranderde doorgaans jaarlijks, en dat was in Stekene niet anders. In de beginjaren startte men niet in de Gelaagput zelf, maar op een weide bovenaan, op straatniveau. Van daaruit reden de rijders zo’n 80 meter over vlak terrein om dan af te dalen in de putten. Die eerste afdaling was meteen één van de steilste van het hele parcours en zou nog lang nazinderen.

Startweide Stekene in de jaren 50

Op Pinksterzondag 1960 maakte René Baeten na een slechte start een indrukwekkende remonte. Na vele passages liep het mis, en kwam hij zwaar ten val. Het plaatselijke Rode Kruis bracht hem zo snel mogelijk naar het dichtstbijzijnde hospitaal in Sint-Niklaas, waar hij diezelfde dag nog overleed aan zijn verwondingen.

Ik kan het mijn vader helaas niet meer vragen, maar ik had graag geweten wat er toen door het hoofd van de mannen van A.M.S. ging. Wat er precies gebeurde bij die afdaling, op die onfortuinlijke 5e juni, zullen we wellicht nooit weten.

Krantenkop René Baeten – 1960

Ondanks het dramatische verloop van die editie ging de motorcross het jaar nadien gewoon verder. Pas in 1969 onderging het parcours een ingrijpende wijziging: de start werd voortaan in de Gelaagputten zelf ingetekend. Of dat rechtstreeks een gevolg was van het ongeval in 1960, weet ik niet, dat is enkel mijn persoonlijke interpretatie. Later vernam ik ook dat bijvoorbeeld Alex Bal en Sylvain Geboers suggesties aangaven om de omloop te verbeteren.

Tijdens mijn recente bezoek aan Orp-le-Grand zag ik opvallende gelijkenissen met de Gelaagputten van vroeger, vooral langs de bosrijke heuvelkant. Fantastisch dat zo’n open vintagerace daar vandaag nog mogelijk is. In Stekene zou dat inmiddels ondenkbaar zijn: de Gelaagputten zijn al meer dan veertig jaar erkend natuurgebied. En in Vlaanderen is het, wat motorcross betreft, huilen met de pet op.

Ik wil hier geen oude zeur zijn die voortdurend klaagt over het verdwijnen van motorcrossomlopen. Maar het doet me wel pijn. Gelukkig kon ik in 2022 nog een succesvolle reünie organiseren, inclusief een fototentoonstelling, met steun van het gemeentebestuur, dat moet gezegd. Maar wanneer men me vraagt om de Pinkstertrofee opnieuw op de kaart te zetten? Nee, dat is uitgesloten.

Mijn pa met Roger Haerinck in Stekene – 1952

Als herinnering aan Stekene vertelde Marc Velkeneers me dat hij in Stekene zijn pols brak, al weet ik niet meer in welk jaar dat precies was. Hij was de laatste winnaar in de 250cc-klasse op Pinksterzondag 1982. De meeste helden van toen heb ik inmiddels ontmoet en gesproken over hun herinneringen aan de cross. Helaas kon ik enkel met Sylvain Geboers, Marc Velkeneers en André Vromans echt uitgebreid praten. Ze herinneren zich de Gelaagputten als een mooi, heel technisch parcours en de organisatie als uitstekend. Andere ex-toppers kwam ik ook tegen de voorbije jaren, maar had ik onvoldoende de tijd om diepgaand mee te spreken. Zulke mensen heb je op een oldtimertreffen of andere gelegenheid nu eenmaal niet voor jezelf alleen.

Wat me ook nog als tiener in de jaren zeventig altijd is bijgebleven, is hoe herkenbaar Roger De Coster was in zijn opvallende gele outfit. Ik was, net als zovelen een grote fan. En dan was er nog Jaak Vanvelthoven: groter dan de rest van het peloton, met zijn brede schouders, een imposante verschijning. Ik zag hem al van ver aankomen, één van mijn levendigste herinneringen.

 

De kleigrond van onze Gelaagputten was ook bijzonder: beenhard en snel bij droogte, modderig en verraderlijk bij regenweer. Het verschil voor zowel rijders als toeschouwers was enorm. Het laagstgelegen deel van het parcours, de beruchte “Berekuil”, was zelfs tijdens droge zomers vaak modderig. Onze laarzen kwamen er regelmatig vast te zitten.

A.M.S. Stekene moest in de jaren zeventig en vroege jaren tachtig zelf opdraaien voor de kosten om het water weg te pompen, een dure grap. Andere organisaties hadden door geografische geluk er veel minder last van, KMC Mol met hun Keiheuvel bijvoorbeeld.

Ik herinner me hoe, enkele dagen voor Pinksteren, een oude gele Caterpillar op rupsbanden delen van het parcours breder maakte, al kon dat slechts op beperkte stukken: de start en aankomstplaats en een stuk rond de grote vijver.

Op zaterdag werd de omroepbus met een zware tractor van een lokale boer naar beneden getrokken, tot aan het startplein. Geen eenvoudige klus, want het was daar behoorlijk steil. Na afloop van de wedstrijd moest diezelfde bus weer naar boven. Vanuit die bus brachten legendarische omroepers als Jos Van Tichelen en Jos Vanluyd verslag uit aan het publiek.

Opvallend was dat tijdens de eerste ronden van een reeks vaak een paar minuten stilte viel. Het duurde immers even voor de rijders weer in het zicht kwamen aan de start- en aankomstzone. De omroeper had destijds enkel zicht op dat deel van het parcours, en totaal geen overzicht. Dat is vandaag ondenkbaar. Nu kan een omroeper in één oogopslag het volledige circuit zien, een evolutie die we vooral aan de GP-wereld en de uitzendrechten te danken hebben.

De week voor Pinksteren 1983 stonden Romain Roelandt, Maurice en Jean De Ruyte, mijn vader en ik tot onze knieën in de Berekuil. Door aanhoudende regenval kreeg de verouderde pomp het water daar niet weggewerkt. Het parcours was onberijdbaar, zelfs voor crossmotoren. Een alternatieve omleiding was er niet meer mogelijk.

Er zat niets anders op dan de pers, de piloten, sponsors, hulpdiensten en catering op de hoogte te brengen: de Pinkstercross werd op het laatste nippertje afgelast. Geen editie 1983 dus. En dat terwijl toppers als Eric Geboers, André Malherbe en Harry Everts op de affiche stonden.

Sinds 1950 was dat nog nooit gebeurd. De klap was bijzonder zwaar. Ik geloof niet dat er een degelijke annulatieverzekering was om de verloren inkomsten te compenseren. De startgelden van de toppers bedroegen toen al 100.000 BEF en meer.

De bestuursleden waren intussen allemaal van middelbare leeftijd of ouder. Vernieuwing door jongere leden bleven uit. De officiële erkenning als natuurgebied en de overname van het beheer door Natuurpunt, samen met deze financiële tegenslag, betekenden het einde van een prachtige traditie.

Sinds 1983 moet Stekene het stellen zonder zijn befaamde Internationale Motorcross der Gelaagputten.

Slotpleidooi

Het circuit van de Stekense Gelaagputten was één van de meest uitdagende, technische én mooiste omlopen die België rijk was. En we hadden er veel. Vanaf de jaren tachtig zijn er vele dominostenen omgevallen.

De GP in Lommel buiten beschouwing gelaten, blijven vandaag enkel de Internationale Motorcross op de Keiheuvel en de retrocross in Orp-le-Grand over. Zoals een bos waar alle bomen zijn omgewaaid,…en er nog twee rechtstaan. Gelukkig kunnen onze liefhebbersbonden nog gebruik maken van akkers, waardoor er jaarlijks toch nog een dozijn vergunde wedstrijden kunnen plaatsvinden.

Het is voor mij een passionele hobby vol nostalgie om de herinnering aan onze befaamde cross levendig te houden, aan de hand van foto’s, filmreportages en krantenartikelen die me de afgelopen jaren zijn aangereikt. Daarvoor heb ik intensief moeten netwerken, en daarbij heb ik heel wat fijne mensen leren kennen uit het crossmilieu. Een warm hart onder de riem is de heropleving die we zien bij motorcrossliefhebbers en oud-piloten, die de herinnering levend houden via sociale media en oldtimertreffens in België en Nederland.

Tekst: Johan Troch

Foto’s: A.M.S. Stekene en Danny Hermans