Published On: 11/04/2025

Eind vorig jaar stond de motorcrosswereld in rep en roer want vanuit de FIM kwamen er nieuwe regels rond het geluid dat een crossmotor mag maken. Voor onze nationale wedstrijden staat die norm nu op 112 dB, voor de rijders in het WK motorcross staat die nog wat scherper en mag een crossmotor maximaal 111 dB geluid produceren.

Wij focussen ons op de 112dB regel voor onze nationale wedstrijden. De regel zegt dat dit maximaal gemeten mag worden na de wedstrijd, rekening houdend met de degradatie van de dempende wol tijdens de wedstrijd. Voor de wedstrijd zit je dus best nog een stukje onder de 112dB.

Heel wat rijders raakten afgelopen winter in een soort van “uitlaatstress” en gingen aan de slag om hun motoren conform de regels te maken. De motorcrossgemeenschap heeft deze nieuwe regelgeving erg goed opgepikt en dat verhoopt veel goeds voor de toekomst. Gelukkig overheerst het positieve en is een overgrote meerderheid het eens met het feit dat de sport naar de haaien gaat door de geluidsoverlast die het teweeg brengt.

U moet weten dat de komende jaren de regels nog wat aangescherpt zullen worden, het is niet anders. U moet ook weten dat deze regelgeving uitgedokterd werd voor moderne motoren en niet voor klassieke crossmotoren. Dat maakt dat de crossers met hun oudere motoren een vette kluif hadden om hun motoren conform de nieuwe regelgeving te maken. Maar jullie deden dat goed, zo goed zelfs dat er maar erg weinig grote problemen werden genoteerd tijdens de vele testsessies die door de BMB, de organisatie van het circuit in Lommel en AMC Genk.

Hoe moet er nu gemeten worden?

U hoeft geen wiskundige te zijn om te weten dat iedereen op dezelfde wijze de 2 meter Max. regel moet toepassen. Daarom doen we de regelgeving rond de testopstelling uit de doeken en gebruikten de recentste publicatie (17 maart 2025) van de FIM die je hier integraal kan nalezen.

Preparatie van de meter

Dit zegt de FIM: De geluidsniveaumeters moeten voldoen aan de frequentieresponstolerantie voor Klasse 1 of Klasse 2 voor nominale frequenties tussen 125Hz tot 8000Hz, zoals vermeld in de IEC 61672-1:2013 subsectie 5.5 standaard. Alle geluidsniveaumeters moeten ook voldoen aan de tolerantie voor Klasse 1 of Klasse 2 voor amplitudelineariteit, voor de gespecificeerde klasse, zoals aangegeven door de IEC 61672-1:2013 subsectie 5.6 van de norm. IEC 61672 is een regelgevend document dat het volgende omvat specificaties en kwalificatie-eisen voor geluidsniveaumeters van klasse 1 en klasse 2 meters.

De juiste opstelling

De geluidsniveaus worden gemeten met de microfoon bevestigd op een statief op een hoogte van 1,35 m boven de grond, in horizontale (genivelleerde) positie. Het is handig om de microfoon uit te rusten met een verlengkabel naar de geluidsmeter. Zorg ervoor dat er geen vaste obstakels zijn binnen 10 m rond de microfoon. Voor solo-motoren wordt de geluidsmeter geplaatst onder een hoek van 45° vanaf de lengteas van het voertuig, aan de uitlaatzijde, op een afstand van 2 m achter het voertuig (gemeten vanaf het punt waar het midden van de achterband de grond raakt). Het is belangrijk om altijd te meten aan de kant van de uitlaat. De meetparameter is het maximum geluidsdrukniveau “A” met een “FAST” frequentieconstante. Op de geluidsmeter moet de functie “max-hold” geselecteerd zijn.

Voor solo-motoren met twee uitlaatuitgangen: onder een hoek van 45° vanaf de lengteas van het voertuig, aan de kant van de luchtinlaat, op een afstand van 2 m achter het voertuig (gemeten vanaf het punt waar het midden van de achterband de grond raakt). Opmerking: als een centraal geplaatste luchtinlaat wordt gebruikt, worden beide zijden getest.

Voor side-cars: onder een hoek van 45° ten opzichte van de lengteas van het voertuig, aan de kant van het zijspan zijde, op een afstand van 2 m achter het voertuig (gemeten vanaf het punt waar de zijspanband de grond raakt). Als de uitgang van de geluiddemper zich dichter bij het achterwiel van de motorfiets bevindt, is het referentiepunt achterwiel ligt, is het referentiepunt het contactpunt van het achterwiel van de motorfiets op de grond (zoals bij solo-motoren).

Voor quads: onder een hoek van 45° ten opzichte van de lengteas van het voertuig, op een afstand van 2 m achter het voertuig (gemeten vanaf het punt waar de lijn getrokken loodrecht op de achteras de grond raakt).

Het verdient de voorkeur om de tests uit te voeren op een zachte ondergrond die niet galmt, zoals gras of fijn grind. Bij meer dan matige wind moeten de motoren met de voorkant tegen de windrichting in staan. Het omgevingsgeluid op het meetpunt moet minimaal 15 [dB/A] minder zijn dan de geluidslimiet die de regelgeving toepast. Het wordt aanbevolen om de geluidsmeter opnieuw te kalibreren voordat de metingen beginnen en voordat het systeem wordt opgeborgen, behalve als er een ongeluk is gebeurd (fysieke impact op de apparatuur). In geval van een botsing moet de geluidsmeter systematisch opnieuw gekalibreerd worden voordat de metingen hervat worden.

Het spreekt voor zich dat een geluidsmeter die te koop wordt aangeboden in doe-het-zelf zaken voor bv 20 euro of minder, geen enkele waarde hebben om een accurate meting uit te voeren. Deze goedkope toestellen zijn eerder bedoelt om een indicatie te geven van de geluidsdruk maar zijn dus niet geschikt voor professioneel gebruik. Een meter van een organiserende federatie moet geijkt zijn, voldoen aan de eerder vermelde specificaties en die koop je niet voor een paar euro’s.

De testprocedure

De contoleur moet een goede kennis hebben van de apperatuur en ervaring hebben met geluidsbeheersing en toepassing van de testmethode. Een eerste werk is om naast het circuit of in de paddock een geschikte locatie te zoeken om de meting uit te voeren. De controleur moet zich bevinden aan de rechterzijde van het voertuig, tussen het stuur en de voetsteun, waarbij hij de gashendel bedient tijdens de hele geluidscontroleprocedure. Tijdens de geluidscontroleprocedure mag niemand in het grijze “verboden” gebied staan tussen de geluiddemper en de microfoon. Het gebied wordt aangegeven op de onderstande tekening.

Er kan een tweede technische steward aanwezig zijn om te helpen. De rijder kan ook aanwezig zijn. Het wordt sterk aangeraden dat de technische steward(s) oordopjes, een headset of oorbeschermers gebruiken. De metingen worden uitgevoerd met de motorfiets op zijn wielen, met een warme motor, met de voet op de achterrem en met een ingeknepen koppeling. De koppeling mag bedient worden door een monteur, de rijder of door een steward.

De controleur moet het gashendel zo snel mogelijk opendraaien (onmiddellijk, binnen 0,3 s) tot “vol gas” om het maximum toerental te bereiken. Hij/zij houdt de motor vervolgens minstens 1 seconde lang op het “max. rpm” (maximale toerental) (of totdat er een hoorbaar teken is dat de motor overtoeren maakt), waarna de meting wordt uitgevoerd. Om de test te beëindigen, laat de controleur het gashendel snel los. De maximale geluidswaarde (dB/A) geregistreerd tijdens het meetinterval wordt dan afgelezen op de geluidsmeter en geregistreerd. Deze geluidswaarde mag niet naar beneden worden afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal. De geluidswaarde wordt vervolgens vergeleken met de geluidsgrenswaarden.

Tekst: Danny Hermans
Bron: F.I.M. en Motorsport Vlaanderen
Foto’s: KTM, F.I.M. en Danny Hermans