Daar waar de zon nog niet was geweest lag er dauw over het gras van Ettelbruck. Mijn schoenen waren bestoft door de lange gravelweg naar de omloop maar nu kregen ze het vocht van het natte gras te verwerken. Mijn moeder vond het nodig om mij naar de cross te sturen met fonkelnieuwe schoenen. Een flinke poetsbeurt zou nodig zijn want ze kregen die dag buiten stof en dauw nog wat anders over zich heen.
De Luxemburgse speaker was in gesprek met de burgervader van Ettelbruck, ik verstond er niks van en had meer oog voor wat er rond het circuit stond opgesteld. Ergens in de buurt van de jurybus stond iemand stickers uit te delen en omdat ik een verzamelaar was liep ik in versneld tempo naar het bewuste tentje. Ik riep nog naar mijn vader dat ik naar ginder was, maar hem zag ik al niet meer. Nu, op dit moment was het allerbelangrijkste die sticker want het was er eentje zoals ik nadien nooit nog zou ontvangen. Het was een zelfklever van het sigarettenmerk Camel en de afmetingen waren buiten alle proporties. Ruw geschat was de sticker een meter lang en ongeveer veertig centimeter breed. Ik kreeg ook nog een balpen van het merk overhandigd samen met een doosje met vier Camel’s erin. Nu nog een aansteker van Sarome dacht ik bij mezelf. Nog voor het doosje van eigenaar wisselde griste iemand het kleinood uit de handen van de gulle schenker. Het was mijn vader. Hij zei: je bent nog te jong om te roken. Enfin, wat kon het mij schelen, ik had de sticker.
An der Wark
Vader en zijn kompanen hadden de gewoonte om op de cross een vaste stek te kiezen met een mooi totaaloverzicht op de omloop. Ze kozen voor een plek in het gras kort bij het bekende bruggetje waar de piloten over moesten. Die vaste stek had een groot voordeel: iedereen kon zijn ding doen zonder elkaar kwijt te raken. De vrienden van mijn vader waren echte motorcrossliefhebbers en togen naar zowat elke GP. Met techniek hadden ze echter niks en daarom moest ik telkens moederziel alleen naar het rennerspark om de motoren te bewonderen. Ook deze keer zou het zo lopen en dus wandelde ik op een rustig tempo naar het rennerspark. De omloop in Ettelbruck kende ik als mijn broekzak, “An der Wark” had geen geheimen meer voor mij. Onderweg kwam ik een rokende kraam tegen waarop stond geschreven “Thuringer Wurst”. Dat is een goed idee voor vanmiddag dacht ik bij mezelf.
Het wereldkampioenschap van 1979 was een overgangsjaar. De oude garde kon niet meer schitteren en de jongeren waren nog niet sterk genoeg om de fakkel over te nemen. Dat maakte dat de blonde Brit Graham Noyce op zijn fabrieks Honda een gans jaar aan de leiding stond. Het was de vliegende tandarts Gerrit Wolsink die in de buurt kon blijven en andermaal tweede zou worden in het WK. Gerrit had veel pech gekend op de vorige GP (van België) en moest vanaf de Citadel naar huis met nul punten. Ik was echter een supporter van Roger De Coster en moest lijdzaam toezien hoe mijn held het steeds moeilijker kreeg om hoog te scoren in het WK 500cc.
Laurence Spence
Ik vond het zalig om al deze motorcrosshelden te zien in het rennerspark. En ik was uitermate geïnteresseerd in de techniek. Ik verslond veel tijdschriften en wist dat er een revolutie zou komen in de gebruikte technieken. Met al die fabrieksfietsen in het park zou ik wel een glimp opvangen van wat er de komende jaren op een crossmotor zou worden geschroefd. Hier en daar doken monoshock veringen op, een systeem dat al sinds 1973 door Yamaha werd gebruikt. Ook zag je per uitzondering waterkoeling al had je in 1979 meer geluk in de 250cc en de 125cc om deze tegen te komen.
In 1979 waren de “grote vier” heer en meester in de mondiale motorcross ondanks het bestaan van Maico, Husqvarna, KTM en andere Europese merken. Toen ik door het rennerspark van Ettelbruck kuierde viel mijn oog op een motor waarvan ik het bestaan nog niet kende. De exoot droeg de naam Cotton-EMX. Als kind was ik al vroeg begeesterd door techniek en daarom bleef ik erg lang rondhangen bij deze motor. Mijn programmaboekje bleek nu nuttig want ik wou weten wie er op deze motor zat. Het was de Ier Laurence Spence. De kleurcombinatie van de machine was opmerkelijk. Oranje en rood waren de hoofdkleuren. Het oranje gekleurd blokje was van Rotax en volgens insiders één van de betere uit die tijd. Er was een kennis van de cross naast me komen staan. “Speciaal hé” zei hij, “de Cotton komt van Amerika”. Ik was oud genoeg om te weten dat onbekende dingen niet altijd uit de US hoeven te komen maar deze keer had ik er geen verhaal tegen. Achteraf bleek trouwens dat de Cotton een Brits product was. Een ex-framebouwer van CCM richtte het merk op in 1976.
Ik dook verder het rennerspark in. Veel piloten zaten in hun caravan zich om te kleden voor de trainingen. Sommigen vonden het echter niet nodig om zich terug te trekken en zaten relaxt in de deuropening van hun bestelwagen hun crossuitrusting te inspecteren. Zo iemand was de Deen Arne Lodal. De man reed op een Husqvarna en zonder het te beseffen stak ik hem in de categorie van niet-winnaars. Dat had meer te maken met het feit dat Husqvarna in de 500cc al vijf lange jaren zat te wachten op een nieuwe wereldtitel dan met het talent van de crosser. Arne Lodal was een verdienstelijke crosser en hij wist zich tweemaal in de punten te rijden in Luxemburg. Naast de Deen stond een forse KTM te blinken in de zon. Deze kende ik maar al te goed aan de stickers van oliefabrikant “Elf”. Het was de machine van Jean-Jacques Bruno. Ook de Fransman zat naast zijn bestelwagen zich om te kleden. Hem dichtte ik altijd een mooie rijstijl toe. Bruno had die dag pech. Hij viel in de eerste reeks en zette niet meer aan in de herneming.
Het rennerspark bleek mijn natuurlijke habitat want ik was er niet weg te slaan. Ik zou er nog meer dan een uur blijven hangen. De zon stond nu loodrecht aan de hemel en intussen had ik een zonnebril op mijn neus geschoven. Ik moest terug naar mijn vader want ik had honger gekregen en die Luxemburger aan de worstenkraam was wellicht niet van plan om mij een gratis exemplaar aan de hand te doen. Ik moest wat Luxemburgse franken ophalen bij mijn vader want ik had geen cent opzak. Onderweg kwam ik enkele vrienden tegen die alludeerde op mijn uit de kluiten gewassen Camel zelfklever en waar ik die gehaald had. Ik zei dat ze naast de jurybus werden uitgedeeld maar dat ze wellicht op waren. “Misschien hebben ze bij Camel wel nog wat sigaretten voor jullie” zei ik nog vlug.
Pechvogel Wolsink
Aangekomen aan ons plekje bij het bruggetje bleek dat mijn vader al weg was en zijn positie had ingenomen voor de aankomende reeks. Ik wierp een blik op mijn aftandse horloge. Blijkbaar had ik mijn bezoek te lang gerokken en stonden de tenoren van de GP 500cc klaar in het gesloten park voor de start van de eerste reeks. Die worst zou dus voor straks zijn, tijdens de pauze was er tijd genoeg. Eerst eens kijken naar de cross. De motoren werden aangetrapt en de piloten zochten hun plaats achter het starthek op. Dan viel het hek en stoof de meute weg naar de eerste bocht. Nu was de omloop goed gesproeid want vorige week was er kritiek op het teveel aan stof op de Citadel. In de eerste bocht gleed André Vromans onderuit maar hij kon snel weer weg. Brad Lackey won de reeks op zijn Kawasaki. Er vielen heel wat uitvallers te noteren. De Coster moest aan de kant met een vastloper en een lekke band, Gerard Rond kreeg eveneens af te rekenen met een vastgelopen blok. Wolsink, Bruno, Wright en Köbele moesten opgeven door valpartijen. Gerrit Wolsink moest worden afgevoerd met de brancard maar zou toch aanzetten in de tweede reeks. Hij had nog punten nodig om zijn tweede plaats in het WK te verdedigen.
Na de reeks ging ik terug naar onze vaste stek bij het bruggetje. Mijn vader kwam aangeslenterd met de handen in zijn zakken. Tussen zijn lippen stak een Boule Nationale Filter. Zonder de sigaret uit zijn mond te nemen mompelde hij dat Noyce volgend jaar veel werk ging hebben met Malherbe. Mijn vader was een kenner want hij liep al rond op de cross van toen het starthek een elastiek was en de snelste motoren van Belgische makelij waren. Hij kon wel eens gelijk hebben want halverwege het jaar was de Waal sterk bezig en stond sinds de GP in Farleigh Castle bijna altijd op het podium. Pa had een boontje voor Malherbe maar belangrijker was dat ik naar de worstenkraam kon om mijn honger te stillen. Ik vroeg wat Luxemburgse centen aan hem en vertrok naar het lekker geurend kraampje. “Waarom geen frietjes zoals altijd?” vroeg hij zich af. Ik had zin in een Thuringerworst en daar was niks tegen in te brengen.
Op weg naar de kraam besefte ik dat mijn timing ongelukkig zou zijn want nu zou er wellicht een lange rij staan aan te schuiven. De kraam was inderdaad overbevolkt en omdat geduld niet mijn sterkste kant was vertrok ik weer naar het rennerspark. Ik zag nog net Wolsink met een pijnlijke grimas vertrekken aan de rode-kruistent en dacht bij mezelf dat die Hollanders harde kerels waren. Komt wel goed met hem in de tweede reeks. Mijn held Roger De Coster zat op de rand van een aanhangwagen te keuvelen met een Japanner. De Aziaat zat strak in het pak, te strak om niet op te vallen op een motorcross. Waar De Coster was bleef ik graag rondhangen benieuwd over wat de heren te bespreken hadden. Ik draaide onopvallend rond de aanhangwagen om een logo op de kledij van te Japanner te ontdekken maar er was niks te zien. Ik kon hem niet linken aan één of ander merk dat gangbaar was in de cross. Het jaar nadien zat Roger op een Honda en wie weet ………
Thuringer wurst
Mijn verblijf in het rennerspark liep alweer uit de hand want ik kwam enkele amateurcrossers uit mijn buurt tegen. Ik had hen enkele jaren voordien leren kennen omdat ik zelf ook af en toe op een crossmotor kroop. Met hen reed ik op zaterdagnamiddag op een geïmproviseerd circuit mijn rondjes op een YZ125. Uit die vriendenkring zijn nooit wereldkampioenen opgestaan maar ons amuseren deden we wel. De vrienden nodigden me uit om iets te gaan drinken maar ik zei dat ik vooral honger had. Ik vond het hard van mezelf om mijn maatjes achter te laten maar mijn maag moest gevuld worden. Het werd nu hoog tijd om de worstenboer op te zoeken want de piloten werden opgeroepen om zich naar het gesloten park te begeven. In allerijl spurtte ik naar de kraam, bestelde de Thuringerwurst en begon het stukje vlees met brood en wat ajuin in een versneld tempo naar binnen te werken. Het ging zo snel dat ik nog tijd vond om een limonade te kopen, die sloeg ik in één teug achterover. Waren die flesjes kleiner dan bij ons? Ik was net klaar toen het starthek viel.
Malherbe was als eerste weg en hem zouden ze niet meer terug zien. Ik had nog net gezien dat Brad Lackey zijn Kawa dood remde toen mijn maag in een kramp sloeg. Het werd alsmaar erger waardoor ik mijn focus op de cross verloor. Ik werd zo misselijk dat ik me zorgen maakte om de lange rit naar huis. Ik kon mijn buikkrampen nog verbergen voor mijn kompanen maar mijn vader had het in de smiezen. “Ik had je nog zo gezegd om frieten te kopen” brieste hij. Enfin, door mijn misselijke maag kon het me geen moer schelen dat André Malherbe de GP won, ik wou naar huis. Onderweg in de auto bedacht ik plots dat die worst me serieus parten speelde. De krampen konden niet gelegen hebben aan de mindere prestaties van De Coster, tot nu toe hadden die nooit invloed gehad op mijn maag. En waarom wordt er een Duitse specialiteit in Luxemburg geserveerd? Enfin, ik moest een strategie bepalen voor als het misliep.
Er waren vele kilometers te doen op de autostrade dus dacht ik een pitsstop te doen voor we een oprit bereikten. Het onheil kwam sneller dan ik dacht waardoor ik vlug op de schouder van de chauffeur tikte om hem aan te manen zich aan de kant te zetten. “Waarom” vroeg hij zich af en ik kon alleen nog antwoorden met “Nu”. Mijn mond liep vol, de deuren zwierden open en mijn kompanen stoven alle richtingen uit om geen deel uit te maken van het naderende onheil. Ik bukte me en liet de inhoud van mijn maag netjes op mijn nagelnieuwe schoenen lopen. De verlossing was groot. Voldaan en met een uitgestreken blik kwam ik thuis binnen gewandeld. Mijn moeder keek naar mijn schoenen en maande me aan om voortaan ook een setje laarzen mee te nemen naar de cross “voor als het weer omslaat”!
Tekst: Danny Hermans