X

André Malherbe: een leven vol strijd

Drie keer werd André Malherbe wereldkampioen motorcross. Zijn invloed op de motorsport in het algemeen en op het Belgische MX in het bijzonder reikt veel verder. Nu is het onze beurt om nog eens een ode te brengen aan deze grote kampioen. Ludo Vervloet, een ervaren rot in de (motor)journalistiek, schreef een schitterend interview met André Malherbe en zijn begeleider Jean-Claude Laquaye. Zoals je zal merken zijn André en Jean-Claude twee vrienden voor het leven en twee immense motorcrosskenners en -fans. Veel leesplezier!

– door ludo vervloet –

Bengt Aberg verlengde in 1970 zijn titel 1969 voor Husqvarna en de Brit Graham Noyce won in 1979 de eerste voor Honda. Tussendoor was het al De Coster en Mikkola wat de klok sloeg. Vijf 500cc-titels voor De Coster, 3 voor Mikkola die tussendoor ook nog een wereldtitel 250cc meegraaide. Bij Honda werd Noyce in 1980 al in de verdrukking gereden door André Malherbe die in zijn tweede Hondajaar meteen zijn eerste wereldtitel pakte. Eén jaar later bevestigde André met een tweede wereldtitel.

 

 

Roger De Coster nam in 1980 afscheid van de actieve motorsport met een klinkende zege in de GP van Luxemburg, zijn allerlaatste wedstrijd ooit. “’t Is mooi geweest”, zei Roger, “en mijn opvolger Malherbe is best in staat om mijn vijf wereldtitels minstens te herhalen zo niet te verbeteren. Zo ver kwam het niet maar met drie wereldtitels en vele dichte ereplaatsen mocht André eind 1986, zijn laatste motorcrossjaar, toch plaatsnemen in de galerij van de allergrootsten. André verkaste in 1987 naar de autosport, de Franse F3. In de winter van ‘87 tekende hij bij Yamaha France een contract voor enkele Dakar’s. Het zou bij één woestijnrally blijven. 6 januari 1988  maakte hij een ongelukkige val, de gevolgen waren verschrikkelijk: verlamd tot aan de nek voor de rest van zijn leven. Meteen de start van een nieuwe carrière.

Hoei

Peter, Philippe en ik houden halt voor een enorme kast van een villa uit het begin van vorige eeuw. De oprijlaan snijdt een park doormidden, groter dan een voetbalveld. Een in grote tegels aangelegd opklimmend rolstoelpad brengt ons bij de geopende keukendeuren waar André en Jean-Claude Laquaye, zijn onafscheidelijke vriend voor het leven, ons zitten op te wachten. De begroeting is hartelijk.

 

 

“Ik heb deze eigendom in 1980 gekocht”, verduidelijkt André meteen. “Na mijn eerste wereldtitel. Toen werd er nog goed betaald in de motorcross.” Jean-Claude zet koffie en schenkt water. Jean-Claude is de engelbewaarder van André bij het leven. André wordt door zijn beste vriend geholpen, een spontaan ritueel dat al 24 jaar standhoudt. Jean-Claude staat dag en nacht ter beschikking van zijn verlamde vriend. Als er een hemel bestaat, zit Jean-Claude beslist op de eerste rij.

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen? is een vraag die misschien al duizendmaal gesteld is, maar André verliest er zijn glimlach niet bij.
André Malherbe: “Ik was 5, Jean-Claude 7. Mijn vader reed motorcross bij de amateurs, ik was elke zondag zijn beste supporter. Jean-Claude vergezelde zijn buur die ook croste. Toevallig waren die twee ook grote rivalen. Het was elke zondag Malherbe tegen Leclerq. Toen wij ouder waren en allebei ook voor de motorcross hadden gekozen, trokken we samen naar de wedstrijden. Trainen deden we ook samen: lopen, fietsen, gymnastiek. Wekelijks speelden we urenlang tafeltennis op de zolder van mijn huis. Vandaag is Jean-Claude 58, ik 56 en zijn we nog altijd dezelfde vrienden van vroeger.”

 

André Malherbe Zündapp 125cc

Wie was aanvankelijk de beste?
André Malherbe: “ Ik was 10 toen ik mijn eerste wedstrijd reed. Jean-Claude heeft me toen geklopt.”
J.-Cl.-  “Later hebben we amper nog samen gereden. Wanneer André 125 of 250cc reed, zat ik in 250 of 500cc, ook het omgekeerde was waar. Toeval eigenlijk.”

In 1973 en 1974 won je het EK 125cc op Zündapp, met een Franse vergunning.
André Malherbe: “ Uit noodzaak. Ik was te jong voor een Belgische. Die twee titels openden echter niet meteen deuren bij grotere fabrieken. In 1975 reed ik opnieuw voor Zündapp, nu in het eerste WK 125cc ooit. Gaston Rahier en Watanabe reden de eerste Suzuki’s, Gaston werd wereldkampioen. In de eerste helft van het WK brak ik een been, ik weet zelfs niet meer waar dat gebeurde, en miste daardoor de rest van het WK. Toch eindigde ik nog 5de of 6de in de eindstand. In 1976 kreeg ik bij Jaak Vanvelthoven een contractje om KTM 250 te rijden. Moiseev werd wereldkampioen, ik eindigde 12de in dat WK.

 

 

In 1977 bleef ik rijden voor Jaak, maar van KTM kreeg ik ook hulp onder de vorm van wisselstukken en geprepareerde motoren. Dat loonde want na afloop van het WK mocht ik met de Russen Moiseev en zijn luitenant Kavinov het WK-podium op. Hun derde man, zijn naam schiet me nu niet te binnen, eindigde dus achter mij. Ik had de indruk dat mijn carrière nu echt gelanceerd was. In Mattighofen zag men de zaken echter anders. “We hebben drie goede Russische rijders die alle drie voor een podiumplek kunnen zorgen”, vertelde de KTM-leiding me. “Nu jij je ook voor de titel komt aanmelden, interesseert een vierde rijder ons eigenlijk niet. Ga jij het maar eens waarmaken in 500cc. In 1978 zat ik dus voor het eerst in het WK 500cc en dat liep helemaal niet zo slecht. Halfweg het seizoen stond ik vierde in de voorlopige WK-stand, maar dan begonnen de problemen zich op te stapelen: de aanvoer van wisselstukken liep helemaal mank. Ik eindigde het WK op de 6de of 7de plaats.”

André is niet meer te stoppen. In de komende minuten ratelt hij het vervolg van zijn carrière eruit die nu helemaal Honda gekleurd wordt.

André Malherbe: “In 1979 kwam ik bij Honda onder de pannen. Graham Noyce werd wereldkampioen, Gerrit Wolsink tweede en ik derde. Ik voelde dat een eerste wereldtitel er zat aan te komen. In 1980 won ik inderdaad mijn eerste wereldtitel voor Brad Lackey. Een jaar later kon ik mijn titel verlengen na een bitsig duel met Graham Noyce. Het waren mijn mooiste jaren in de motorcross.

 

 

Vertel nog eens kort hoe het er toen aan toeging…
André – “In 1980 was Brad Lackey mijn kwaadste klant. Hij kwam naar de Belgische GP in Namen met een voorsprong van 7 punten. Ik won de beide reeksen op de Citadel en trok een week later naar de finale GP in Luxemburg met een voorsprong van 1 luttel puntje. In de eerste reeks “An der Warck” werd ik derde, Brad vijfde. Hij beweerde dat ik hem in de start in de omheining had gemanoeuvreerd, maar dat was niet zo. Hij verhaalde zijn slechte start gewoon op mij. En dat zou ik geweten hebben in de tweede reeks. Ik reed toen met een ei in de broek. Brad wachtte me voortdurend op met de bedoeling om me te doen vallen. Ik was doodsbang om uit te vallen, zijn enige kans om vooralsnog wereldkampioen te worden. Maar het viel gelukkig in de goede plooi. Zeker ogenblik ging hij zelf in de fout, zijn voorwiel gleed onderuit en het WK was beslist. Brad was een slechte verliezer, hij is me niet eens komen feliciteren.”

“Een jaar later reed ik de finale in Luxemburg tegen mijn toenmalige ploegmaat Graham Noyce. De week voordien in Namen had ik  3 punten achterstand omgebogen in 10 punten voorsprong op Noyce. Het werd weer een regelrechte zenuwenoorlog in Luxemburg. In de eerste reeks eindigde ik tweede achter Carlqvist, Noyce werd derde. In de tweede reeks heb ik wat geklungeld in de start, zeker ogenblik zat ik pas veertiende na een lichte val waarin ik mijn pols bezeerde. Net als het jaar voordien reed ik ook nu weer met de daver op het lijf. Gelukkig voor mij reden Vromans, Carlqvist en Bruno zo sterk dat Noyce pas vierde werd en ik achtste. Ik werd opnieuw wereldkampioen met nog 7 punten voorsprong.”

“In 1982 werd Brad Lackey wereldkampioen omdat ik mijn been brak in Carlsbad tijdens de GP van de VS. Een breuk zonder vallen, merkwaardig toch. Ik stond toen aan de leiding in het WK. Ik werd nog 5de in de eindstand. In 1983 was Hakan Carlqvist beresterk maar ik was ook goed. Carla werd evenwel wereldkampioen in het Nederlandse St. Anthonis, ik tweede. Ook in 1985 en 1986 werd ik vicewereldkampioen achter mijn teamgenoot Dave Thorpe. Groot was het verschil nooit, maar groot genoeg.”

 

 

 

Je vergeet er nog eentje…
André Malherbe: “Ach ja, 1984, mijn geheugen laat me wel eens in de steek. Toen won ik mijn derde titel van Jobé en mijn Hondaploegmaten Thorpe, Vromans en Geboers.”

En plots was je weg, voorgoed weg uit de motorcross…
AndréMalherbe: “Tja, eind 1986 had ik er de buik van vol, ik wou nog iets anders doen in mijn leven, bv. mijn verhouding met Honda stond op een laag pitje. Ze vonden dat ik op mijn dertigste te oud was voor de motorcross. Zij wilden jong bloed  in het HRC-team. In de winter van ’86-’87 kreeg ik mijn kans in de autosport. In 1987 reed ik het Frans kampioenschap F3”

 

 

Met succes?
André Malherbe: “Euh…oui. Mijn beste resultaat was een 5de plaats in Francorchamps. Ik zeg “ja, met succes” omdat ik in de seizoenstart 3 sec trager was dan de snelste tijd. Een eeuwigheid in F3. Aan het eind van het seizoen was het verschil nog nauwelijks 7-8 tienden van een seconde. In de laatste wedstrijd van het jaar lukte ik de tweede beste tijd, slechts één tiende van een seconde trager dan Jean Alesi, die kampioen werd. Er was dus een duidelijke progressie gebeurd.”

Ik heb enorm veel geleerd in dat jaar F3. De wagenafstellingen zijn enorm belangrijk. In het begin had ik het daar enorm moeilijk mee. Maar met jongens naast je als Eric Comas (F1), Jean Alesi (F1) en Eric Bernard (F1) leer je razendsnel. Normaliter kon ik in 1988 opnieuw aan de slag bij HRC Honda, maar omwille van mijn ongeval in de Dakar is dat er nooit meer van gekomen. Het voelt nog steeds als een gemis aan.”

 

 

Voor die achteraf dramatische Dakar ging je met Yamaha in zee…
André Malherbe:  “Ik was gecontacteerd door Jean-Paul Olivier, invoerder van Yamaha France. In feite hing ik direct af van Yamaha Japan maar via de Franse invoerder omdat de Dakar in die jaren erg belangrijk was in Frankrijk. Ik vond het fijn om in de maand januari de Dakar te kunnen rijden en wat centjes te verdienen. Autoracen was voor de rest van het jaar. Dat was mijn objectief. Het eerste jaar zou ik gaan om goed rond te kijken. C’est formidable le Dakar. ’t Is geweldig mooi, de landen, de landschappen…”, riepen de amateurs in koor maar ik heb me nooit een minuut geamuseerd in de woestijn.

Ik ben vertrokken met het idee om te leren en te eindigen in de top-5. Dat leek me een haalbare kaart. Winnen in mijn eerste jaar, neen, dat was echt te hoog gegrepen. Toen ik bij Yamaha tekende was het de bedoeling dat ik meerdere jaren zou meedoen. Eén of twee jaartjes om te leren, daarna om resultaten te behalen. Om het woestijngevoel bij te brengen ben ik een drietal dagen vooraf gaan oefenen in Algerije. Rijden en navigeren, als je het niet gewend bent is het vrij moeilijk. De grote jongens van toen waren Gilles Lalay, Auriol, Rahier…er waren veel Italianen en Fransen onder de deelnemers. De Spanjaarden kwamen in die jaren nog niet naar de Dakar.”
Jean-Claude Laquaye: ”Ik wou ook wel gaan maar ik kreeg geen interessante voorstellen.”

Wat gebeurde er werkelijk op die dramatische 6e januari?

André Malherbe: “Op die dag hadden we een etappe van 1.200 km, bestaande uit 600 km liaison en 600 km klassementsproef. Tijdens de eerste 100 km moesten we geholpen worden door markers. Na 50 km was iedereen verdwaald. We gingen alle kanten op. Ik heb de markeringen ook nooit gezien. Op een gegeven moment kwam ik een groepje van 5-6 rijders van het Honda team tegen. De beste renners ter wereld waren diep in discussie. Toen ik aankwam vertrokken ze en ik besloot ze te volgen in de veronderstelling dat ze wisten waar ze heen gingen. Na 10 km stopten ze weer en gingen ze een andere kant op. 15 km later, hetzelfde scenario. Kortom, ook zij waren verloren.”

 

 

“Ik besloot toen zelf mijn weg te zoeken en ging mijn eigen weg. Ik reed een tijdje en opende toen mijn kaarten en probeerde de weg te vinden. Na een tijdje dacht ik dat ik de juiste richting had gevonden. Toen kwam ik Jean-Claude Olivier tegen die ook verdwaald was. We keken samen op de kaart en besloten een bepaalde richting in te slaan. We reden naast elkaar in de woestijn op een enorme vlakke en harde ondergrond. We probeerden ons te beschermen tegen de zon, die nog erg laag stond en het grootste gevaar vormde. Op een gegeven moment zag ik in de verte een stofwolk die mijn aandacht trok. Ik probeerde te zien of er auto’s of motoren in het midden van het stof stonden. Ondertussen bleef ik me afvragen of we echt de goede kant opgingen.”

“Enkele seconden later werd ik bruut uit mijn zadel gerukt. Ik had een kleine zandophoping geraakt. Ik ging als een vlag over mijn fiets. Alleen mijn handen hielden het stuur nog vast. Toen ik weer op het zadel belandde, dacht ik bij mezelf: “Dat was op het nippertje, man. Ik was nauwelijks bekomen van mijn avontuur toen ik een andere kleine duin raakte, slechts ongeveer 30 cm hoog. Deze keer werd ik van de fiets gegooid. Dit kleine duintje had me van een motorzadel naar een rolstoelstoel gestuurd.”

“Omdat ik door de laagstaande zon die duintjes niet had gezien, had ik niets gedaan om mijn val te breken. Het gebeurde te plotseling. Ik raakte die duinen op volle snelheid op een motor die tussen de 220 en 230 kg woog. Gezien de lengte van de etappe hadden we ook 70 liter brandstof aan boord.

“Ik viel recht op mijn hoofd. Toen ik de keiharde grond raakte, hoorde ik een barst in mijn nek. Even later voelde ik niets meer. Maar ik was perfect bij bewustzijn. Ik lag op mijn zij met mijn linkerhand voor mijn gezicht. Ik probeerde mijn hand te bewegen, maar het ging niet. Hetzelfde gold voor mijn armen en benen: ze weigerden een millimeter te bewegen. Toen besefte ik wat er gebeurde. Ik wist dat het normale leven voor mij voorbij was. Ik vroeg me meteen af of ik kon overleven wat me was overkomen… Zo gebeurde het.

 

 

“Gelukkig was Jean-Claude Olivier bij me. Hij maakte meteen een baken van plastic en de banden van mijn motor. Hij goot benzine op de stapel en stak hem aan, waarna we hoopten dat een helikopter ons zou zien. De helikopter arriveerde 30-45 minuten later. Vervolgens werd ik aan boord genomen om terug te keren naar het beginpunt van de etappe en vandaar naar Tamanrasset. Het was tien uur ’s ochtends toen ik op een brancard naar dit Afrikaanse vliegveld werd gebracht, waar ik tot middernacht bleef zonder enige medische hulp.”

“Pas toen een vliegtuig van Europe Assistance arriveerde met een arts aan boord, werd ik opnieuw onderzocht, maar in mijn geval waren de belangrijke uren waarop we nog effectief konden ingrijpen allang voorbij. We vertrokken naar Parijs om ongeveer 1.30 uur. Toen het vliegtuig opsteeg, voelde ik me opgelucht. Helaas was het slechts een indruk. Omdat er tegenwind was, moesten we landen in Marseille om bij te tanken en daarna gingen we op weg naar Parijs. Tijdens de vlucht begon ik ademhalingsmoeilijkheden te krijgen. Een lichte paniek maakte zich van mij meester. Toen ik uit het vliegtuig stapte zag ik Jean-Claude Laquaye en een andere vriend en de dokter die me meestal verzorgde als ik iets gebroken had tijdens het motorcrossen.”

“Toen ik deze drie bekenden zag, liet ik me een beetje gaan. Ik voelde me opgelucht omdat er voor me werd gezorgd. Maar mijn ademhalingsproblemen werden er niet beter op. Ik dacht dat ik ging sterven en verloor het bewustzijn. Ik werd wakker in een ziekenhuis toen ik de röntgenkamer verliet. Ik werd op een brancard naar een operatiekamer gebracht. Toen ik weer wakker werd, herkende ik onmiddellijk Jean-Pierre Gozé, een Belgische arts. Ik vroeg hem of ik in orde was en hij verzekerde me dat mijn wond niet mooi was, maar dat het goed zou komen. Toen viel ik weer flauw.

“Achteraf kreeg ik te horen dat het een hematoom was dat mijn verwondingen had veroorzaakt. Ik had wervels 3 en 5 gebroken, maar de dwarslaesie was veroorzaakt door het hematoom dat zich na de wervelfractuur had gevormd en dat een sterke druk op het ruggenmerg had uitgeoefend. Als ik direct na mijn val geopereerd had kunnen worden, waren de gevolgen minder ernstig geweest. Het zou mogelijk zijn geweest het hematoom te neutraliseren en zo de druk op het ruggenmerg te verminderen, wat mijn kansen op herstel zou hebben vergroot. Maar midden in de woestijn is het moeilijk om goede en directe zorg te krijgen.”

 

 

“De volgende veertien dagen sliep ik praktisch 24 uur. Ik werd toen naar Bouge gebracht, bij Namen, waar mijn huisarts werkte. Toen ik daar was, was ik ervan overtuigd dat ik weer kon lopen. Ik ben sterker dan de wonden,” zei ik tegen mezelf. “Met mijn kracht, zal ik het halen! Naarmate de maanden verstreken, begon ik te beseffen dat mijn kracht me niet zou genezen. Ik raakte in een diepe depressie. Ik stelde mezelf honderden vragen: wat zal er met mijn leven gebeuren, wat zal ik kunnen doen… Vragen, vragen, vragen maar geen antwoorden. Mijn toekomst zag er erg donker uit…”

“Midden in mijn depressie herinnerde ik me een anekdote van een jaar eerder tijdens de Bercy supercross. Ik was thuis in Huy toen de telefoon ging en iemand zei: ‘Danny Chandler heeft gisteren een ongeluk gehad. Hij is volledig verlamd (quadriplegisch, verlamming van de vier ledematen). Hij wil graag dat je hem komt opzoeken. Jean-Claude en ik vertrokken onmiddellijk en toen we Danny’s kamer verlieten, zei ik tegen Jean-Claude: “Als dit met mij gebeurt, dan…”

“Toen ik besefte dat ik niet zou herstellen, ben ik nooit meer ernstig depressief geweest en heb ik er nooit aan gedacht een einde aan mijn leven te maken. Maar ik wilde van het leven genieten. Mijn dochter was één jaar oud en ik wilde haar zien opgroeien. En dat is wat er gebeurde. Cassandra is nu 25 jaar oud en woont in Parijs. Ze rijdt geen paarden meer, maar ze heeft een activiteit in de kunstwereld. Ik weet zeker dat ze gelukkig is. Ze komt me regelmatig opzoeken.”

“Ik heb het geluk dat ik van nature mentaal positief ben. Dit heeft me geholpen om verder te komen in het leven. Ik geniet ook van een leuke vriendenkring. Een kerngroep van mensen om je heen hebben die je kunt vertrouwen is in mijn geval uiterst belangrijk. Mijn vrienden helpen me wanneer dat nodig is en ze houden mijn geest hoog. Ze zijn erg belangrijk voor me.

 

 

Volg je het autosportnieuws nog?

André Malherbe: “Ik volg alle GP’s op TV, maar ik ga niet naar de circuits. Ik zou het interessant vinden om langs het circuit te gaan, maar op een tribune zitten en de coureurs van veraf zien, nee bedankt.”

Namur is van de kalender verdwenen. Wat denk je?

Jean-Claude Laquaye: “De citadel was mythisch, zoals Monaco in de F1. Het is onvervangbaar”.

Hoeveel GP’s heb je gewonnen in Namen?

André Malherbe: “Drie. In feite weet ik niet hoeveel GP’s ik heb gewonnen. Ik ken mijn record niet omdat het niet mijn manier van werken is. Daar heb ik een archivaris voor.”

 

 

Je beste motorcross herinnering?

André Malherbe: “Mijn wereldtitel in 1980. Het was een kinderdroom die uitkwam. Toen ik acht-negen jaar oud was, kwam Joël Robert bij mij thuis. Hij was een god voor mij. Ik wilde worden zoals hij…”

Je slechtste herinnering?

André Malherbe: “In 1982, toen ik mijn been brak in de Verenigde Staten. Mijn been was gebroken zonder dat ik viel. De motor gleed van de voorkant en ik probeerde hem overeind te houden. Ik hoorde een barst en mijn derde opeenvolgende wereldtitel was weg.”

De beste motorcrosser voor jou?

André Malherbe: “Het is moeilijk te zeggen. Je kunt generaties niet met elkaar vergelijken. Maar Stefan Everts was echt sterk. Wat hij heeft bereikt is gewoon fantastisch.”

 

 

 

Als je zegt dat je nog steeds motorcross op TV kijkt, wed ik dat je ook dat je naar de pure snelheid kijkt?

André Malherbe: Ik ben een grote supporter van Valentino Rossi. Misschien verbetert hij alle records. Het is jammer dat hij naar Ducati is verhuisd. Die Italianen ….. Stoner is ook een sterke persoonlijkheid. Jammer voor zijn fans en kijkers dat hij stopt. Misschien is hij mentaal uitgeput zoals Eric Geboers in 1990. Ik hou ook van Superbike. Dit zijn mensen die ook op een motor kunnen rijden!”

“Motorracen is spectaculairder dan autoracen. Neem die vijftienjarigen. Als ze hun helmen afdoen, lijken ze op eerstecommunicanten met hun babygezichtjes!”

Tekst: Ludo Vervloet | Foto’s: O. Evrard, FMB, Motorgazet, Gino Maes en Willem J. Staat

 

admin: