Published On: 03/04/2017

André Vromans: de zandkoning

ARENDONK – In 1958 werd René Baeten in het Luxemburgse Ettelbruck de allereerste Belgische wereldkampioen motorcross. Een kleine kwarteeuw later, in augustus ‘82 en op hetzelfde spectaculaire circuit aan “Der Wark” in Ettelbruck, zou André Vromans, op dat ogenblik fabrieksrijder bij Suzuki, als 2de Kempenaar na René Baeten, wereldkampioen in de 500cc klasse kunnen worden. Zou, inderdaad. Want, dat heldenepos draaide even anders uit.

In de jaren na René Baeten ontpopte België zich tot de meest succesvolle motorcrossnatie op deze aardbol. Baeten, de “Kleine van Herentals” had de toon gezet. Grootmeester Joël Robert en diens eeuwige belager Sylvain Geboers waren de eersten om dat nationale erfgoed in ere te houden. Zij hadden ons land met bravoure op de motorsportende wereldkaart gezet. Niet in de 500cc, zoals Baeten. Wel in 250cc. Want, de technische evolutie – de omschakeling van 4-Takt naar 2-Takt motoren – had van die 250cc discipline een voor de motorenindustrie gedroomd testplatform gemaakt. Waardoor die kwartliterklasse intussen was uitgegroeid tot de concurrentieel sterke “Koninginneklasse”. Sylvain Geboers, de “Kleine van Mol”, was meer dan eens dicht bij de wereldtitel geweest. Zijn opponent, land- en teamgenoot, zijn broeder rivaal, de uit het beste motorcross-hout gesneden Waalse klasbak, Joël Robert, zou 6 keer WK worden (‘64 en van ’68 tot ’72).

Vromans in 1980 aan het begin van een mooie internationale motorsportcarrière. Vandaag, bijna 40 jaar later heeft men geen gezonde dosis sport-intelligentie nodig om aan te voelen dat hij al lang niet meer wakker ligt van motorcross.

Gouden periode
Intussen had Roger De Coster een einde gesteld aan het roemruchte 500cc tijdperk (van ’66 tot ’70), waarin Paul Friedrichs (CZ) en Bengt Aberg (Husqvarna) het rijk beheersten. De Coster werd in ’71 – 13 jaar na Baeten – de tweede Belgische wereldkampioen 500cc. De naar de USA uitgeweken Brusselaar werd nadien nog WK in ‘72, ‘73, ’75 en ’76 In een discipline die zich – als gevolg van de intussen technologisch gerijpte en met grote cilinderinhoud gezegende 2-Takt motoren – opnieuw de “Koninginneklasse” mocht noemen. Het was een gouden periode voor België. Unieke records werden geboekt. Zoals in ’75, met liefst drie Belgische wereldkampioenen. Gaston Rahier (125cc) (nvdr. in 2005 overleden na een slepende ziekte), Harry Everts 250cc en Roger De Coster (500cc). Niet één land heeft dit ooit nagedaan. In ’80 lukte België opnieuw in dit triumviraat.
Met vader Everts (125cc), Georges Jobé (250cc) en André Malherbe (500cc). Jobé, tweemaal WK in 250cc en nadien nog drie wereldtitels in 500cc stierf in 2012 op 51 jarige leeftijd aan de gevolgen van leukemie. Malherbe kwam later zwaar ten val tijdens de Parijs-Dakar Rally in januari 1988 en raakte er verlamd voor het leven. In 2003 herinnerden wereldkampioenen Steve Ramon (125cc), zoon Everts (250cc) en Joël Smets (500cc) ons heel even aan die gouden Belgische jaren van weleer.

En daar is Vromans
Terug naar het begin van de jaren ’80. Naar grootheden als De Coster, Malherbe, Carlqvist, Hudson, Noyce, Everts (senior), de ervaren Van Velthoven, de succesrijke Jobé, de aanstormende kleppers, Eric Geboers, Dave Thorpe en vele, vele anderen. Naar een getalenteerd GP-peloton Amerikanen ook. Daarbij Gary Semics, Danny Laporte en Brad Lackey. Van De Coster, toen al een levende legende, die de eerbiedwaardige titel “Mister Motorcross” kreeg opgekleefd, kon men bezwaarlijk zeggen dat hij rustig uitbolde. Na zijn laatste wereldtitel in ’76 werd de concurrentie in de daaropvolgende jaren door deze grootheid herhaaldelijk op een hoopje gereden. Ook in ’80 nog. In zijn allerlaatste GP, gereden in, jawel, Ettelbruck… De Coster won er beide heats. Malherbe werd er de eerste keer WK 500cc. André Vromans, eind ‘78 dankzij Mister Motorcross De Coster aan Suzukimateriaal geholpen, rijdt zich in deze memorabele GP naar een alleszeggende tweede plaats. Niet met een Suzuki, want sinds de seizoensaanvang vormde Vromans samen met de Zweed Hakan Carlqvist het Yamaha 500cc fabrieksteam. Vromans was in die dagen geen groot piloot in wording… Hij was het toen al. Niet alleen op nationaal vlak, waar hij met zelden geziene gretigheid de bloemtuilen vergaarde. Ook in de GP’s behoorde hij toen al tot de top. Op 15 juni van het afscheidsjaar De Coster was Vromans al naar zijn eerste GP-winst gestevend. In het zand van het Nederlandse Valkenswaard. Het zou niet bij die ene GP-zege blijven.

Begin ’82 verschijnt de “verloren zoon” opnieuw bij Suzuki. Als volwaardig
fabrieksrijder wint hij dat jaar meer dan 40 wedstrijden. Met nog één Grand Prix te gaan, lacht de wereldtitel hem toe….

Verloren zoon
In ‘81, er waren tijdens de seizoens-aanvang behoorlijke mechanische strubbelingen geweest met de water-gekoelde fabrieks Yam’s, bleef Vromans de nationale debatten domineren. Ook in het WK praatte hij dat jaar een aardig woordje mee. Met de prolongerende Malherbe, zijn teamgenoot Carlqvist, Lackey, Noyce en consoorten. Maar ’81 stelde enigszins teleur. Afgezien van het feit dan dat Vromans’ goede vriend Johnny Strijbos zaliger (op dat ogenblik samen met Sylvain Geboers teammanager bij Suzuki) de deur op een kier had gezet bij Suzuki. Vromans hapte toe. Hij zou het daaropvolgende jaar als volwaardig fabrieksrijder aan de slag kunnen bij het merk dat hem in zijn eerste jaren als inter zoveel succes had gebracht. Die hereniging van de “Verloren zoon” en Suzuki – zoals Johnny Strijbos dat altijd omschreef – leidde tot een zelden geziene zegetocht. Vromans won in ’82 liefst 42 races bij de inters. Een record dat tot vandaag en op dergelijk internationaal niveau nooit geëvenaard is geworden. Dit alles gelijklopend aan een GP-campagne die hem, met nog één Grand Prix te gaan, op een zucht van de wereldtitel had geholpen. Hij zou de vierde Belgische WK 500cc geweest zijn, de tweede 500cc WK uit de Kempen. Het zou, zou…

De waarheid, niets dan…
Ettelbruck, zondagavond. Ver weg van het door verslagenheid getroffen Vromans-kamp. Met schrijfmachine op schoot, want zo ging dat toen. Zo tikte jullie ondergetekende dienaar op 8 augustus ’82 het wedstrijdrelaas. De voor Arendonk en omstreken minder leuke tijdingen verschijnen daarop in de maandageditie van Het Laatste nieuws: – “Tot op minder dan één minuut van het einde van de openingsmanche mocht Andre Vromans de ambitie koesteren de 500cc WK van ’82 te zullen worden. Hij reed toen in tweede positie achter Carlqvist maar voor zijn grote rivaal, zijn ploegmaat, zijn enige bedreiging voor de titel. Vanaf de start had Vromans die situatie rustig en autoritair beheerst. Het zag er schitterend uit maar een sterk wedstrijdeinde van Lackey en een defecte achterband voor Vromans hielpen de Amerikaan in de laatste ronde nog op de tweede plaats.” En verder lazen we: -“Het laatste greintje hoop was nog niet verloren en Vromans had zijn troeven nog niet uitgespeeld. Als een pijl uit een boog schoot hij in de tweede start naar de spits van het peloton, wrong zich aan
de kop in de eerste bochten om in de zesde bocht de verkeerde richting uit te sturen en te vallen. Lackey zat op rozen. Vromans zette nog een verwoede poging in. Tevergeefs. Brad Lackey, een koppige vasthouder, die bescheiden het seizoen was ingestapt, werd de nieuwe, voor velen ietwat omstreden maar toch verdiende 500cc WK. De eerste Amerikaan die wereldkampioen werd.”

Vromans krijgt het predikaat van “Zandhaas” opgekleefd. In het
zand was de Suzuki-boy inderdaad onklopbaar.

Omdat Vromans het complete seizoen gedomineerd had, rezen hier en daar
twijfels rond de defecte achterband en de “verkeerde” bocht. De geruchtenmolen kwam op gang en sommige van die geruchten hebben tot vandaag stand gehouden. Teamorders, zo werd gefl uisterd. Omdat de Suzuki-belangen in de USA veel groter waren dan in België. Maar dat fabeltje werd door Vromans – zelfs tot vandaag – met klem ontkend. -“Het is de waarheid, nooit heeft Suzuki teamorders in die zin opgelegd. Die slechte band, was brute pech. Die misser in die zesde bocht, een domme stuurfout. Overigens heb ik dat jaar de wereldtitel niet in Luxemburg verloren, wel in de GP’s van Canada en Engeland.” Vanaf hier zwijgt Vromans in alle talen en wil hij zich ook niets meer herinneren. Wij weten echter nog iets. In de GP’s van Canada en Engeland moest Vromans zijn kansen niet enkel verdedigen tegen Lackey. Wel tegen een Angelsaksische clan die het resoluut had opgenomen voor de Amerikaan. Hudson, Thorpe, Noyce, samen met Lackey tegen Vromans. Zo ook kreeg het WK-scenario naar het seizoenseinde toe iets van een vulgair straatgevecht. Zo ook hebben we het in die dagen geschreven. Zo ook had Roger De Coster ons bijgetreden. “Alleen zij die stekeblind zijn of onvoorwaardelijke aanhangers van Lackey, zien dit niet.” En, Mister Motorcross kreeg gelijk. Jaren later is vader Thorpe zich bij Vromans komen verontschuldigen. Voor clanvorming waarin ook zijn zoon een aandeel had gekend.

André Vromans op de fabrieks-Suzuki: – “Ik heb ooit drie wereldkampioenen moeten kloppen om Belgisch kampioen te kunnen
worden.”

Realisme
Opnieuw fabriekspiloot bij Suzuki, wordt ’83 een rampjaar. Ingewikkelde beenbreuk en moeizaam herstel. In ’84 wordt hij samen met Thorpe, Malherbe en Eric Geboers ingelijfd in het Honda- fabrieksteam. Daarna is hij als KTM-fabriekrijder (’85 en ’86) aan de slag. In ’87 rijdt hij Kawasaki en bolt stilaan uit.
Naast vice-WK wordt Vromans vier keer kampioen van België. Hij wint onnoemelijk veel wedstrijden waaronder een 14-tal GP’s. Zijn energieke rijstijl rendeerde het beste op een zanderige omloop, vandaar ook het predikaat “Zandkoning.” Zo heel af en toe zag je hem nog eens op een cross verschijnen want motorcross interesseerde hem niet echt meer. Teleurgesteld? “Helemaal niet. Mijn tijd is mooi geweest. Niets dan goede herinneringen. De minder leuke zaken heb ik bewust verdrongen. Voor het overige wil ik de realiteit nuchter onder ogen zien. Want de toekomst van deze sport oogt somber. De sfeer van weleer is zoek. Motorcross is ten prooi gevallen aan niets ontziende, zichzelf benoemde ‘marketeers’ die enkel gedreven door commercieel belang het woord ‘professionalisme’ prediken. Het zijn mensen zonder ziel voor de sport, meestal niet gehinderd door enige kennis van zaken. Op het sportieve vlak? Wat wil je dat ik zeg? Ik zie vandaag jonge rijders GP’s winnen, die 30 jaar geleden geen deuk in een pak boter zouden kunnen gereden hebben. Wij reden 50 tot 60 wedstrijden per jaar, moesten wekelijks wereldkampioenen bekampen om een nationaal bloemtuiltje te pakken. Week in, week uit was het vechten voor een plaats in de GP’s. Ik heb ooit drie wereldkampioenen moeten kloppen om Belgish kampioen te worden… Grading Lists, ken je ze nog? Jonge Belgen moesten administratief uitwijken naar Luxemburg, San Marino of Lichtenstein. Want hier waren teveel piloten. Plaatsen als fabrieksrijder waren uitermate schaars. Vandaag heb ik de indruk dat raceteams tevreden zijn als ze überhaupt een piloot vinden.”

André Vromans vandaag
In ’88 legt Vromans de crossmachinerie definitief het zwijgen op. Hij werkt dan in het Arendonkse aannemersbedrijf van schoonvader André Verhoeven. Later werkt hij voor bouwbedrijf Jan Moonen. Men hoeft niet over een gezonde dosis sportintelligentie te beschikken om te voelen dat deze André Vromans de sport, waarin hij grote internationale successen boekte, niet langer een warm hart toedraagt. Fietsen, jagen en af en toe een partijtje tennis, dat kan hem nog boeien. Nooit heeft hij nog contact gehad met Lackey of Carlqvist, met Thorpe, Hudson of Noyce… “Alle contacten met de motorsport heb ik opgeblazen,” zo klinkt het. Maar dat laatste klopt niet helemaal. Af en toe zag je Vromans nog ten huize Dirk Geukens. Bij die andere kloeke Kempenaar die in het post-Vromans tijdperk samen succesvol actief was in het WK 500cc, GP’s won en in ‘90 en ’91 telkens 3de finishte in 500cc wereldkampioenschap.

Tekst: Ferre Beyens

Foto’s: Uit de privé-verzameling van André Vromans

Bron: Onderox Magazine