Wij zetten de traditie om oud grand-prix piloten voor onze microfoon te halen verder. We begonnen ergens in 2015 met Akira Watanabe maar intussen passeerden al heel wat toppers de revue. We stellen telkens exact dezelfde twaalf vragen over het verleden, het heden en de toekomst van onze geliefde sport. Deze keer vuren we ze af op teamboss Hans Corvers van het KEMEA Yamaha Racing Team.
Hans Corvers is doordrongen van de motorsportmicrobe. Hoe kan het ook anders als je als jongeling woont aan de voet van de Klitsberg in Paal. Begin jaren ’70 kwamen daar mannen zoals Uno Palm, Kalevi Vehkonen en Heikki Mikkola trainen en dan sprong hij op de fiets om te gaan kijken. In 1982 kwam hij in de rangen van de BMB terecht. Het grootste gedeelte van zijn carrière reed hij op een Suzuki. Hij reed vier jaar lang GP’s maar moest altijd de wedstrijden combineren met zijn werk. Als vrachtwagenchauffeur in het bedrijf van zijn vader reed hij na het werk met de vrachtwagen naar het circuit om nog wat te kunnen trainen.
Tegenwoordig is hij de eigenaar van het KEMEA Yamaha Racing Team dat in het MX2 wereldkampioenschap hoge ogen probeert te gooien met Jago Geerts en Ben Watson. In het vuur van het gesprek raakten niet alle vragen beantwoord maar dat werd ruimschoots goedgemaakt door de sappige anekdotes. Hier zijn de beruchte vragen aan Hans Corvers.
1) Wie was in uw carrière de sterkste tegenstander en waarom? HC: In mijn grand-prix periode waren dat Dave Strijbos en John van den Berk. Dat zijn nu goede vrienden van mij maar die mannen waren echte klasbakken. Ze hadden ook het betere materiaal terwijl ik het moest doen met één motor voor een heel seizoen. Als je het vergelijkt met mijn jongens nu in het team: Die hebben elk tien motoren ter beschikking.
2) Welk was uw favoriete omloop? HC: Ik hield van modderige omstandigheden met wat sporen erin. In het zware zand kon ik ook goed uit de voeten maar als je over alles heen kijkt was mijn favoriete omloop eentje in Italië waarvan me de naam ontsnapt. Het was alleszins in de buurt van Montevarchi.
3) Welke motor had op u de grootste indruk en waarom? HC: Tijdens de Beker der Naties van 1984 in het Tsjechische Dalečín had Alain Lejeune een fabrieksmotor van het jaar voordien ter beschikking. Op zondagochtend tijdens de trainingen ging mijn versnellingsbak stuk. Een stuk van een tandwiel vloog door het carter rakelings langs mijn hoofd weg. Ik had geen reservemotor en mocht een reserveblok gebruiken van Lejeune om toch nog die wedstrijd te kunnen rijden. Die motor maakte een heel groot verschil ten opzichte van mijn standaardmateriaal. Ik was enerzijds blij dat ik met dit blok kon rijden maar van de andere kant ook teleurgesteld omdat we streden met ongelijke wapens. In Dalečín is er een bergaf waar ge over een weg moet springen. De Nederlandse Jan Postema is nu een goede vriend maar toen was hij “een vies manneke” op de crossmotor. We zijn er daar op deze sprong samen hard afgegaan en ik had drie ribben gebroken tijdens de eerste reeks. Dat was erg zuur en zeker nu ik over dit snel motorblok kon beschikken.
4) Welke beslissing was niet de allerbeste in uw carrière als motorcrosser? HC: Grappend: De minst goeie beslissing was om destijds te luisteren naar Marnicq Bervoets en Patrick Vandueren en daardoor hier nu in de paddock te komen staan. Dat heeft me veel geld gekost (lacht). Van de andere kant verschaft het ook erg veel plezier. In de nadagen van mijn sportieve carrière (1991) heb ik zes maanden met KTM gereden. Ik heb er even lang mee geworsteld om het ding krachtig genoeg en berijdbaar te maken. Op het moment dat de KTM een beetje op punt stond nam ik een kopstart in Oostmalle en is Danny Seels er bij mij hard ingevlogen in de tweede bocht. Mijn enkel werd vol gepakt tussen zijn voorwiel en mijn swingarm. Het resultaat was een verbrijzelde enkel. Dat was dus mijn misstap om dat seizoen te willen aanzetten.
5) Tweetakt of viertakt? HC: Voor mij een tweetakt omdat ik nooit actief ben geweest op een viertakt. Op een tweetakt moet er gewerkt worden, een viertakt rijdt heel anders. Tweetakt rijden is crossen, op een viertakt zit je eigenlijk in een salon. Als ik de data uitlees van onze motoren zie je dat de rijders veel minder moeten schakelen dan wij vroeger. De rijders die destijds de switch hebben moeten maken kunnen dat beamen.
6) Hebben elektrische crossmachines de toekomst? HC: Zwijg stil! We moeten natuurlijk mee maar als dit erdoor komt zal de cross erg veranderen. De generatie die dat leuk gaan vinden moet nog geboren worden. Iedereen die momenteel op de cross rond loopt zal met tegenzin op dat elektrisch verhaal stappen. Dat is geen motorcross voor mij. Als ze morgen elektrisch crossen verplichten zal ik diezelfde dag met alles stoppen.
7) Welke gebeurtenis in uw loopbaan is u het meest bij gebleven? HC: De selectie van de Beker der Naties (125cc landenwedstrijd). Ik werd door Frans Slechten geselecteerd samen met Alain Lejeune, Thierry Godfroid en Erwin Gabriël. Zie vraag 3.
8) MXGP of Supercross? En waarom? HC: MXGP! Ik volg de Supercross wel. Dat is spectaculair en sensationeel maar ik zet het soms ook af als ik aan het kijken ben. Ik vindt dat het weinig met echte motorcross te maken heeft. Zelf heb ik wel supercrossen gereden zoals bv in Antwerpen, Maastricht en Nijmegen maar het was niet echt mijn ding. Ik heb wel respect voor supercrossers want om pakweg twintig wedstrijden af te werken zonder blessures is al een straffe prestatie op zich.
9) Welke overwinning was de strafste uit uw carrière? HC: Ik heb in 1988 de FAM-titel behaald ergens in Wallonië. Ik had toen afgesproken met met mecanicien dat als ik de titel zou halen dat ik recht op mijn zadel ging staan met de armen in de hoogte zoals Eric Geboers een jaar voordien toen hij wereldkampioen 250cc werd. Ik won maar Michel Janssens die tweede was passeerde me op het moment dat ik mijn evenwicht verloor en wat naar rechts afweek. Ik pakte hem mee recht richting het publiek net achter de jurybus. Michel was razend op mij en kreeg bijna een mep op mijn oog van hem. Dat was alleszins de strafste overwinning voor mij. Nog een kleine anekdote: Tijdens de merkentrofee in Vorselaar werd ik net niet gedubbeld door Eric Geboers maar ik had hem zien aankomen en net aan de finish reed hij net achter mij. Ik stak mijn handen uit en maakte het overwinningsgebaar. De dag erna stond op het voorblad van de krant dat Hans Corvers de grote Eric Geboers had geklopt tijdens de merkentrofee. Dat was voor mij een overwinning waard (lacht).